De sandalenman
Het was een behoorlijk koude ochtend deze eerste zondag in mei, en tóch had ik besloten naar de moestuin te gaan. Het is een fijne plek om in de buitenlucht te genieten en meer dan ooit realiseer ik me hoe blij ik ben met mijn stekkie. Ik legde de kapucijners in en terwijl mijn jack opbolde in de wind, dacht ik terug aan het voorgaande seizoen. Aan het begin van de coronaperiode was het dat ik – ergens halfweg april moet het zijn geweest – het peulgewas in de bedden heb gezet. Ter afsluiting van mijn werkweek, verheugde ik me op deze zonovergoten vrijdag buiten te kunnen ontspannen. En die bewuste avond had ook de Sandalenman bedacht een frisse neus te gaan halen op het moestuinencomplex. Een spontane ontmoeting, die maar weer eens laat zien dat toeval niet bestaat.
De door mij voorgetrokken kapucijners en sugarsnaps groeiden boven de rand van het kistje uit. Hét moment om ze in de volle grond te zetten, en aldus kwam ik met zaaigoed onder de arm op mijn moestuin aan. Nadat ik de lijnen had uitgezet, ging ik met de pootstok aan de slag om gaten in de klei te prikken. Volledig in gedachten verzonken, stopte ik één voor één de kapucijners (blauwschokkers) in de grond voorovergebogen op de knieën. Op het moment dat achter mij een vriendelijk stemgeluid weerklonk, keek ik verrast onder mijn strooien hoed vandaan. Via zijn in sandalen gestoken blote voeten, werd mijn blik gevangen door twinkelend blauwe ogen van deze grijze krullenbol.
Terwijl ik opstond om de man te begroeten, hoorde ik hem zeggen: ‘Ik ben op weg naar de valkenkast en werd onderweg aangetrokken door je hoed.’ De sandalenman vertelde benieuwd te zijn of de valken zich al op de toren hadden genesteld. En zo viel het me op dat hij een verrekijker om zijn nek had hangen. In reactie hierop vertelde ik dat Bram ‘de Bijenman’ de toren een aantal jaar geleden had geplaatst om ons tuinders van ‘ongedierte’ te verlossen. En met succes, want dit valkenkoppel had vanaf jaar één legsels gehad.
Na de kennismaking kabbelde ons gesprek zich gemoedelijk voort. Onderwijl pakte de Sandalenman, rekening houdend met de 1,5 meter afstand als vanzelf één en ander aan. Wat het voor mij makkelijker maakte om de bamboestokken door het schapengaas te mazen om zo het klimrek voor de peulen te kunnen plaatsen. Ondertussen herhaalde hij zijn vraag: ‘Is het niet wat te vroeg, om dit gewas in te zaaien?’ Tuinieren deed hij ook liet hij weten, in de moestuin van een vrouw die de ziekte van Parkinson had. Deze moestuin-vriendin wilde van hem horen over zijn ervaring met het verloop van deze ziekte. Tegemoetkomend aan haar verzoek deelde de Sandalenman zijn ervaring, hoe hij en zijn vrouw ermee omgegaan waren. Zo kreeg, na een luchtige aanloop, onze ontmoeting ineens een ietwat serieuzere lading. De zondag daarop ontmoetten de Sandalenman en ik elkaar ‘toevallig’ weer. Er waren nog meer dingen te delen. En delen is helen.
In de loop der jaren heb ik ervaren dat het bezoekers, die op afspraak komen en de spontane, eveneens goed doet op mijn moestuin uit te komen waaien. Het is een ontmoetingsplek geworden om in alle rust en ontspanning, onbevangen gesprekken te voeren. Ditjes en datjes over dagelijkse beslommeringen passeren de revue, naast diepgaande gesprekken over zielenroerselen over het pad dat we bewandelen.
Zelf ben ik spontaan met deze moestuin van start gegaan, dat was in 2013, twee jaar na het plotseling overlijden van mijn geliefde. Al gauw ontdekte ik ‘Dit is een gouden greep!’ Het zaaien, groei- en bloeiproces, de pluk en het oogsten, een nieuw begin of het einde heeft bijgedragen aan een dieper bewustzijn over de ‘cirle of life’ mee. Het mee bewegen met de grillen van seizoenen een acceptatie dat het loopt, zoals het loopt.
Plaats een Reactie
Meepraten?Draag gerust bij!